Vandaag de dag stellen we vast dat in tal van sectoren de lat voor de beheersing van de laskwaliteit steeds hoger gelegd wordt. E.e.a. heeft natuurlijk te maken dat men in elke sector een kwaliteitsvol eindproduct wil afleveren. Als er aan het eindproduct gelast wordt, vormt het lassen een factor die onder controle moet gehouden worden. Lassen wordt door ISO 9001 beschouwd als een “speciaal proces” omdat de kwaliteit van een las niet alleen door niet destructieve beproeving kan aangetoond worden. In vele gevallen dringt het invoeren van een laskwaliteitssysteem conform ISO 3834 zich op. ISO 3834 stelt dat het registreren en vastleggen van de lasparameters noodzakelijk is om de laskwaliteit onder controle te houden.
De invoering van de norm EN ISO 9606-1 voor het kwalificeren van lassers voor staal, ligt ondertussen al enige tijd achter ons. Alle lidstaten van Europa waren verplicht om deze norm in te voeren voor eind april 2014. Elke lidstaat had echter de vrijheid om parallel met EN ISO 9606-1 de vorige norm voor het kwalificeren van lassers voor staal, EN 287-1, nog voort te laten bestaan tot uiterlijk oktober 2015. In België werd de norm EN ISO 9606-1 al in december 2013 ingevoerd, en werd tegelijk de norm EN 287-1 ingetrokken om duidelijk aan te geven dat lassers het best volgens de nieuwe norm gekwalificeerd werden.
De norm voor voor kwaliteitsbeheersing binnen de lastechniek (EN ISO 3834) verwijst voor alle items die onder controle moeten gehouden worden binnen een lasbedrijf naar andere normen die specifiek handelen over één bepaald onderwerp. In een overzicht heeft de Normen-antenne lastechniek geprobeerd om de samenhang tussen een aantal normen vanuit EN ISO 3834 te visualiseren.
Verlies je ook wel eens het noorden in het oerwoud van lasnormen? Bekijk het overzicht van de meest gebruikte Internationale en Europese lasnormen op de website van de Normen-antenne lastechniek.
Een aantal jaren geleden was lascoördinatie nog voorbehouden voor grotere bedrijven die onderdelen produceren, meestal onderworpen aan een hoog risico tijdens gebruik, voor bijvoorbeeld de petrochemie, de luchtvaart of de drukvatensector. Vandaag zijn echter ook kmo’s genoodzaakt om FabrieksProductie- Controle-systemen (FPC's) in te voeren voor de productie van schijnbaar eenvoudige componenten voor de bouwsector (EN1090), onderdelen van spoorwegvoertuigen (EN 15085) … waarbij lascoördinatie een belangrijk onderdeel is.
De ISO 9606-1:2012 heeft heel lang op zich laten wachten, maar dit heeft er wel toe geleid dat de norm zodanig geschreven is, dat hij heel nauw verwant is met ASME IX. Wie het slim aanpakt kan ervoor zorgen dat zijn lasser of operatorkwalificatie door beide normen aanvaard wordt!
Tot begin 2014 werd de norm EN 22553 gebruikt in Europa als referentie voor lassymbolisatie. Deze norm was identiek aan de ISO 2553, die dateerde van 1992 en dus maar liefst 22 jaar standgehouden heeft! Sinds begin 2014 is er een vernieuwde versie uitgebracht die zowel Europees als internationaal erkend is, namelijk EN ISO 2553.
Sinds 1 juli 2014 dienen dragende stalen constructies aan de eisen van de EN 1090-serie te voldoen. De vraag is niet enkel of er een CE-markering aangebracht moet worden om aldus te voldoen aan de eisen van EN 1090-1, maar ook of hetgeen in de werkplaats wordt gefabriceerd, conform de eisen van EN 1090-2 hoort te zijn. De bepalende factoren hierbij zijn enerzijds de eventuele eisen van het lastenboek en anderzijds de mogelijke verwijzing vanuit de berekeningscode: eurocode 3. Indien het antwoord op de tweede vraag volmondig 'ja' is, zal de aanwezigheid van een verantwoordelijke lascoördinator bij de lastechnische staalfabrikanten van cruciaal belang zijn in het welslagen van het productieproces.
Een éénduidig antwoord op deze vraag kan niet gegeven worden aangezien dit afhangt van de context waarbinnen het bedrijf opereert. Indien het voor het bedrijf in kwestie toegelaten is, volgt al snel als tweede vraag: "Wie mag dit dan doen binnen het bedrijf?" In een korte presentatie tracht de Normen-antenne lastechniek op beide vragen een antwoord te bieden.
Certificatie, kwalificatie, normering en verdere regelgeving zijn onderwerpen waar de komende jaren duidelijk aan gewerkt moet worden. Al in 1992 heeft het IIW erkend dat een internationaal geharmoniseerd systeem rond opleiding, training, kwalificatie en certificatie van lassers het beste is voor de industrie. Dit systeem werd ingevoerd op basis van het systeem dat in Europa al was opgezet door de EWF (European Federation for Welding, Joining and Cutting), en sindsdien is dit verder uitgebreid. Het International Harmonised System for Welding Personnel (internationaal uniform syteem voor laspersoneel) wordt momenteel in 44 landen wereldwijd toegepast.